Uitleg over werkwoordspelling
Vind jij het lastig hoe je een werkwoord correct moet spellen? Onze trainer Anika legt je het je uit!
Spelling is hartstikke belangrijk, niet alleen bij Nederlands, maar eigenlijk bij elk vak moet je goed kunnen spellen. Ook voor je studie en je werk later. Laten we eens kijken hoe je dat aanpakt, want spelling is in elke grammaticale tijd weer even anders, dus ik heb dit stappenplan voor je uitgewerkt, zodat we wat voorbeeldjes kunnen langslopen.
Hoe vervoeg je en werkwoord in de verleden tijd?
We gaan eerst dit voorbeeld doen. “Wij (besteden) vroeger veel tijd aan het lezen van boeken.” Jullie zien daar tussen haakjes een werkwoord staan, besteden, en wij moeten dat in goede spelling in de goede tijd gaan zetten. Wat gaan we als eerst doen? Vind de persoonsvorm is stap 1 en dat kun je heel handig doen door de zin vragend te maken. Laten we eens kijken wat er dan mee gebeurt. “Wij besteden vroeger veel tijd aan het lezen van boeken.”. Als je die vragend maakt, is het: “Besteden wij vroeger veel tijd aan het lezen boeken?”. Het woord dat vooraan de zin komt, is besteden. Je zag hem al tussen haakjes staan in de persoonsvorm, dus als je een keer twijfelt kun je het zo oplossen. We hebben de persoonsvorm gevonden. Dan moeten we weten: is het een sterk of een zwak werkwoord? Een sterk werkwoord heeft zijn eigen regels, zoals lezen, las, gelezen en in dit geval is besteden een zwak werkwoord, want het is “ik besteed, ik besteedde, ik heb besteed”. Dan gaan we kijken naar in welke tijd de persoonsvorm moet komen te staan. Ik heb al een filmpje gemaakt over het voltooid deelwoord, dus daar kun je nog naar kijken. In dit geval gaat het om de verleden of de tegenwoordige tijd. Nou we zien eigenlijk al aan het woord vroeger dat het gaat om de verleden tijd, dus we gaan deze kant op.
Dan moeten we de stam van de persoonsvorm gaan vinden. Dat is de ik-vorm, dus dan krijg je: “ik besteed”. Dan moeten we kijken: waar eindigt ‘ik besteed’ op. In dit geval is dat de letter d. Gaan we deze kant op, een d of een t. Die letter moeten we dan twee keer schrijven, dus we krijgen besteed met nog een d erachter. De laatste stap is om te kijken of het enkelvoud of meervoud moet zijn en dat zien we aan het onderwerp van de zin in dit geval, wij. Dan zie je al het gaat om meervoud, dus gaan we deze kant op krijgen we uitgang -en. Als we al die stapjes samenvoegen, krijgen we hier de juiste spelling en dat is besteedden.
Hoe gebruik je het ex-Fokschaap om een werkwoord te vervoegen?
We gaan naar voorbeeld nummer 2 en dat is deze zin: “Alle leerlingen (beleven) een dag om nooit te vergeten.”. Nou persoonsvorm hebben we gevonden, want hij staat tussen haakjes. Dan willen we weten of beleven een sterk of een zwak werkwoord is en denk dan even na over wat je weet van het werkwoord beleven. In de tegenwoordige tijd is het “ik beleef”, de verleden tijd heb je “ik beleefde” en de voltooid deelwoord is “ik heb beleefd”. Die spelling verandert niet zoveel, waardoor we weten dat het een zwak werkwoord is. Dan gaan we kijken in welke tijd deze zin moet komen te staan. Het staat er niet letterlijk in zoals net met het woord ‘vroeger’, maar ik verklap alvast dat het een verleden tijd moet gaan worden, dus we aan deze kant op naar verleden tijd. Wat we dan moeten doen is kijken wat de stam is van beleven. “Ik beleef” eindigt niet op een d of een t, maar op een f, dus dan krijgen we deze stap. Wat we dan moeten doen, is het hele werkwoord pakken, dus “beleven” en daar en vanaf halen zo krijg je belev met een v. Staat die v in het ex-Fokschaap? Nee dat is niet zo, dus we krijgen zo meteen spelling met de letter d. Die gaan we onthouden. De laatste stap is weer hetzelfde als net, dus is het enkelvoud of meervoud? Hier staat alle leerlingen, dus het is meervoud en krijg je uitgang -en. Laten we dat opschrijven. Je krijgt eerst de stam, beleef, dan krijgen we de d van net en uitgang -en. Zo is hij goed. “Alle leerlingen beleefden een dag om nooit te vergeten.”.
Hoe vervoeg je een werkwoord in de tegenwoordige tijd?
We gaan naar het volgende voorbeeld en dat is deze zin: “Met Halloween (vermommen) mijn broertje zich altijd als spook.”. We hebben de persoonsvorm al. Die zien we staan en we willen weten of het een zwak of sterk werkwoord is. Je hebt: “ik vermom, ik vermomde ik heb vermomd”. Je hoort het al en je ziet het al. De spelling verandert niet zo heel veel, waardoor we weten dat het een zwak werkwoord is. Deze zin staat in de tegenwoordige tijd of die moet althans in de tegenwoordige tijd komen te staan en wat we dan moeten weten is wat de stam is. De ik-vorm is “ik vermom”. Dan willen we weten: gaat het onderwerp om jij, hij, zij of het? Of kun je het vervangen door een van die vier? In dit geval gaat het om mijn broertje, dat is het onderwerp, dus het antwoord is ja, want je kunt het vervangen door hij. Wat je dan moet doen is de stam plus t. Dan gaan we dat zo opschrijven: “Met Halloween vermomt”, met stam plus t.
Hoe bepaal je of je een werkwoord met d of met dt schrijft?
We gaan naar het laatste voorbeeld en dat is: “(besteden) jij ook zoveel aandacht aan je uiterlijk?” Besteden hebben we net al gezien bij het eerste voorbeeld, dus we weten dat dat de persoonsvorm is. Het is een zwak werkwoord en hij moet in dit geval in de tegenwoordige tijd. De stam van besteden is dus “ik besteed” en het gaat hier om jij, dus gaan we deze kant op. Jij, hij, zij of het? Ja en dan krijg je dus de regel stam plus t, maar let even goed op, want als de persoonsvorm voor jij staat dan krijg je alleen de stam, dus moet je er geen t achter zetten. Dan krijg je hem zo: “Besteed jij ook zoveel aandacht aan je uiterlijk?”.
Kan ik een werkwoord vervangen om achter de juist spelling te komen?
Als je dit nou een beetje verwarrend vindt, dit regeltje, dan kun je ook de persoonsvorm vervangen door het werkwoord lopen en als je dan zegt: “Loop jij ook zoveel aandacht aan je uiterlijk?” dan klinkt het goed. Als je zegt: “Loopt jij ook zoveel aandacht aan je uiterlijk?” dan klinkt het niet goed. Nu weet je dus dat die t niet achter de stam moet en dat je hem gewoon zo moet opschrijven zonder t.
Als je nou gaat oefenen met dit schema dan zul je misschien zien dat je hem vaak ernaast moet houden, maar dat is helemaal niet erg, want hoe vaker je het oefent, hoe makkelijker het gaat en op een gegeven moment gaat het steeds automatischer en kun je het schema wegleggen.
Abonneer op ons YouTube kanaal voor meer video’s!
Nog meer video’s van onze trainers bekijken waarin ze je alles uitleggen over moeilijke vakken? Abonneer je dan op ons Lyceo YouTube kanaal!
Bekijk bovenstaande video op YouTube hier.
Examentraining Nederlands volgen?
Met de examentraining Nederlands van Lyceo bereid jij je optimaal voor op jouw (eind)examen. De examentrainingen van Lyceo zijn als enige in Nederland bewezen effectief. Dat blijkt uit onafhankelijk onderzoek van SEO Economisch Onderzoek. De examentraining aardrijkskunde wordt gegeven door onze deskundige, enthousiaste en ervaren begeleiders. De houding en kennis van onze trainers worden door hun leerlingen met een gemiddeld cijfer van een 8,3 beoordeeld: een cijfer waar we trots op zijn.
Op de pagina Examentraining lees je meer over wat Examentraining bij Lyceo inhoudt.
Op de pagina Oefenexamens Nederlands kun je veel verschillende oefenexamens vinden.
Op de pagina Nederlands Tips & Tricks vind je allerlei tips die jouw helpen bij de voorbereiding op je examen.