Welke argumentatieschema’s zijn er?

Oorzaak-gevolg

Een feit of voorval veroorzaakt een ander feit of voorval.

Voorbeeld: De barbecue gaat niet door (gevolg), omdat de barbecue kapot is (oorzaak).

Reden

Een reden lijkt op een oorzaak-gevolg redenering, maar hierbij is er sprake van menselijke invloed.

Voorbeeld: De barbecue gaat niet door, omdat het regent.

De barbecue kan door gaan, maar door de regen vindt men het minder leuk.

Voorbeelden

Een standpunt wordt onderbouwd met voorbeelden.

Voorbeeld: Jongeren zijn slecht in Nederlands, want ze zeggen vaak ‘hun hebben’ in plaats van ‘zij hebben’.

Voor- en nadelen

Een standpunt wordt onderbouwd door voor- en nadelen met elkaar te vergelijken en daarna velt de schrijver een oordeel.

Voorbeeld: Iedereen moet appeltaart eten, want appeltaart is erg lekker (voordeel). Aan de andere kant is appeltaart wel ongezond (nadeel), maar ik vind het te lekker om te laten staan.

Kenmerken

Het standpunt wordt onderbouwd door een kenmerk of eigenschap van iets of iemand.

Voorbeeld: Appeltaart is lekker, want er zit appel en noten in.

Vergelijking

Het standpunt wordt onderbouwd door een vergelijking.

Voorbeeld: Appeltaart is lekkerder dan een slagroomtaart.